woensdag 4 augustus 2010

Etappe 1 Dushanbe - Kulob

Vrij vertaald vanuit een examen voor douanier te Tadjikistan:
Waar of niet waar?
Bergia is een Amerikaanse staat.
Belgrado is een land in Europa.
Moskou is het centrum van de wereld.




Het peleton te Sovetobod

Na de loden hitte van Dushanbe enigzins te hebben uitgeslapen in het gelijknamige hotel van de hoofdstad ben ik donderdagochtend rond half 8 goed en wel vertrokken naar het zuiden van het land. Langsheen drassige rijst en katoenvelden over asfalten wegen bereikte ik mijn eerste slaapplaats bij valavond aan de boorden van de Vaksh rivier. Omdat de katoen- en rijstteelt heel veel water vergt,worden deze door tijdens het Communisme gebouwde kanalen geirrigeerd. Bijgevolg is het Aralmeer dat zich situeert op de grens van Oezbekistan en Kazakhstan drastisch verkleind omdat deze rivieren al vroeger uitmonden in ettelijke plantages. Ik had mij pas in het donker met mijn tentje neergepoot bij de rivier, omdat het laatste uur vam de hete dag het iets draaglijker fietsen was. De zoete perziklimonades en de flessen bergwater zijn het enige antwoord erop. De tweede avond heb ik mij reeds gezondigd van 'hun' water dat langs de kleinste kanaaltjes de nog kleinere plaatsjes bereikt. Ik werd er gast bij een Oezbeekse familie als vanzelfsprekend. Dochterlief van 7 bracht al gauw zoete snoepen, plat brood en groene thee die ik samen met de vader des huizes nuttigde onder de mindalboom,een soort amandelnotenboom. Het huis binnen werd in de zomer maar pover gebruikt, buiten stond een veel te groot bed waaraan we kleermakerzit samen aten. De nacht brengt een beetje verkoeling onder het muskietennet van dat bed waar ik samen met de mannen des huizes slaap. De vrouwen slapen binnen en dienen hun mannen. Daarom is het moeilijk om in gesprek te raken met de schuchtere onderdanige vrouwen en bieden de mannen hen weinig ruimte om in dialoog te gaan. Dit is wel even wennen om te zien hoe een vrouw gebruikt wordt en ik slechts kan toezien. In volgorde Gast-Man-Vrouw-Ezel, dus ik breng het hier nog niet zo slecht vanaf. Kilo's watermeloenen en liters thee hebben ik al verzet langs Tajikse wegen, waar mannen in diezelfde veel te grote bedden post vatten bij hun fruitkraam, katoenveldveld of bezinestation. 's Nachts blijven ze hier ook zodat ze de boel niet telkens moeten opkramen en reeds bij de vroege dageraad hun eerste benzine of meloenen verkopen. Mij komt het er ook op neer om dan mijn eerste kilometers te vreten anders is het zelfmoord, zo opweg richting de grens met Afghanistan is dit misschien geen goed idee. De jongen, waar ik laatst over berichtte die ik op het vliegtuig ontmoette woonde dicht tegen die grens. Het was die ochtend na de nacht bij de Oezbeekse familie de 31ste dus right on time for the birthdaywishes. In het voorlaatste dorpje Bolsjewiek (er is hier elke 20 kilometer wel een dorp met de welklinkende naam Lenin,Karl Marx of Socializm) vroeg ik bij het winkeltje van de bestrate weg waar de jongen woonde. Zijn kleinere broer reed mij opweg naar het huis. Mirolam was er niet, maar ik werd er door de familie ontvangen, een Tajikse familie. De dochters met hun zwarte wenkbrauwen en kleurrijke doeken kwamen als net uit een paleis dat nooit zonlicht zag, en dat is een hele onderneming hier in het zonneland. Aan hun bleke huid kon je zien dat zij van Tajikse dus Perzische oorsprong waren en meer Europese gezichtstrekken hadden. Een portret van de dochters werd afgewezen. Met wat chocoladen snoepen, om mij te sussen, zet ik de weg verder naar de rivier Amu Darya die sinds de 18de eeuw de grens vormt met Afghanistan. Toen de Afghanen het gebied ten zuiden van de rivier innamen en daar dan bleven samen met andere volkeren kwamen en zo een heel groot gebied vol Tajiken in Afghanistan kwam te liggen. Zo wonen er in huidig Afghanistan meer Tajiken dan in hun eigen land. Met mijn gesmolten snoep in de hand bij de de Oud Griekse nederzetting aan die rivier zwaaide ik even naar de overkant. Geroeste kogels op de terugweg en vooral een loden zon. Bij de Oezbeekse familie veel ik als suf lammetje op de tapijten in de living in slaap. De volgende 2 dagen werden mijn slapingen hotels, 1 in Kolchozobod, the worst hotel ever, en 1 in Pjanz. Om die stad te bereiken werd ik bij de douanepost van diezelfde rivier op zijn zachtst gezegd getest. Dit was de 4de maal dit ik aan controle werd onderworpen en allen wilden geld. De ene 50 somoni, de plaatselijke munt dat zo een 12 euro waard is, de andere slechts 1 euro, kwestie van souvenir. Ze hadden wel iets weg hun Russische vrienden in de Kaukasische deelstaten. Alleen mengden ze het hier met een bizarre scheut kameraadschap in de vorm van thee, spuitwater of watermeloen. De padvinders van 18 die de douaniers assisteerden waren nog te dom te helpen donderen laat staan mij van een verkwikkende douche te voorzien. De hitte van de laatste dagen had mij telkens naar een makkelijke slaping -lees:hotel gebracht en ik kon mij met moeite bedaren om hun onnozelheid. Mijn geduld is tot nog toe wel altijd groter geweest. Toen ik die avond na de langdurige stop bij de douane aan hun bureautafel in de schaduw van een plataan Pjanz bereikte was er een trouwfeest aan de hang (eerste dag de mannen tweede dag de vrouwen). Het hotel heb ik pas na lang aarzelen, omdat de decibels van het feest de pan uit swingend en ik badend in zweet op mijn rillende huid maar moeilijk kon beslissen, genomen. De douaniers hadden mij gezegd dat ik mij moest registreren in het plaatselijk kantoor, maar dit mocht ook morgen. Mij neergeploft in de van een heel klein laagje meer kleur voorziene hotelkamer dan in Kolchozobod vond ik de nacht op de tonen van de Tadjikse Turbofolk en Russische house. Na een uur had ik de kracht om mijn deur te sluiten maar op datzelfde moment kwamen drie, ook padvinderachtige types, maar dan iets ouder, vriendelijk vragen of dat ze binnen mochten komen. Ik deed mijn verhaal van mijn reis en gemoedelijk vragen ze ook hoe mijn kilometerteller werkt en over andere zaken van hier en ginder. Het zweet rolde over mijn gezicht en laat gauw weten dat het allesbehalve angstzweet was. De militaire douaniers zijn hier dan ook omdat ik langs een zeer naar Afghanistan-ruikende weg die post bij de rivier in de middag had bereikt. Ze vragen of ze een dokter moeten bellen en ik knik van ja. Een weinig later wordt mijn kamertje dat al bevolkt is door die binken van douaniers echt te klein als twee in wc-groene pyjama's geklede verplegers de kamer betreden. Temperatuur, bloedruk, ademhaling. Alles wordt ernstig onderzocht. Wanneer de verpleegster uit haar blikken medicijntas een spuit bovenhaal denk ik niet meer aan de 10de eeuwse Tajikse filosoof-wetenschapper, die de auteur is van een van de twee belangrijkste boeken uit de medicijngeschiedenis, maar eerder aan de 21ste eeuw en meerbepaald dat ik in het de armste voormalige sovjetland ben waar ze een spuit in mijn bil willen steken...
Blij dat ik ik het uiteindelijk heb toegelaten, de volgende dag ging als nooit te voren! Het was ook bewolkt en de zon prikte minder hard en ik had terug energie en lust om te fietsen. Ik moest wel beloven om mijn haar af te scheren en een zonnehoed te kopen...

Daar ik nu terug in Dushanbe ben om mijn blog te voeden (meimeieieieh!) en geld af te halen, want dit kan je nergens anders doen in het land, liet ik mijn hebben en houden achter in een hotel te Kulob reeds dicht bij de bergen. Ik laat seffens gezwind terug voeren over de Tajikse heuvelruggen onder een blikken autodak. Morgen de eerste echte 'hors categorie'met mandarijntjes en zoete notenkoeken uit de hoofdstad. Dat laatste breng ik zeker ook mee naar Belgenland, dus weest Welkom! Ik vertel dit nu al omdat de tweede Etappe Kulob-Dushanbe via Pamir een serieuze boterham en het mogelijk is dat er meer dan 2 weken zullen tussen zitten.
Heerlijk off-line in the mountains, but all of you with me!
Love from Tajikistan
Koen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten