zondag 22 augustus 2010

The making of...

Het einde van een reis wringt altijd wel een beetje. Deze maand was dan ogenschijnelijk veel te kort om deze excotische zuidgrens van de voormalige Sovjetunie te doorgronden. Ik heb er op minst wel even kunnen van proeven en wil je er het volgende over kwijt. Een rivier als de Pjanz, met zijn onstuimig karakter, is als grens tussen Tajikistan en Afghanistan, een natuurlijk gegeven. Toch is het slechts een staatkundig gegeven en hebben beide volkeren veel meer gemeen dan de afstand van de kolkende rivier. Samen met de Iraniers vormen ze 1 culturele identiteit namelijk die van de Perzische. Beide volkeren leefden eeuwen dicht bij elkaar en spraken dezelfde taal (taalgroep). Sinds de 19de eeuw en de expansiedrift van het Westen (Europa wierp zijn blik vooral op Afrika en Tsaristisch Rusland op Centraal-Azie) zijn er eigenaardige breuklijnen onstaan tussen volkeren. Er werden grenzen getrokken die er voorheen geen waren. Zo kwam Centraal-Azie reeds veel vroeger onder Russisch gezag dan tijdens het Sovjettijdperk. De Russen botsten hier letterlijk tegen de noordgrens van Brits-India. Volkeren met een grote gemene deler werden ineens opgesplitst. Voor de Tajiken kwam daarbij dat de Regio Badakhsan, met vooral Tajikse mensen, zich over beide grenzen heen bevond. Tot op de dag van vandaag wonen er daarom meer Tajiken in Afghanistan dan in Tajikistan zelf. Deze eigenaardigheden hebben ook mijn Sovjetwijsheden op de proef gesteld en gemerkt hoe groot en onomvattend onwezenlijk groot het rijk wel was. In recentere tijden gingen massaal veel Centraal-Aziatische mensen werken in Moskou of andere Russische grootsteden. Het enige uitweg, op een beter loon althans, is voor vele post-sovjetlanden, de economie in Moskou. Russisch blijft dan ook de gemene taal tussen deze diverse landen. Velen loven Poetin omwille van de loonopslag. Ik vooral van diegene die het vet van de melk scheiden. Hier nu met mijn hoofd in de wolken op het einde van een hoge bergreis heb vooral veel stof en ijle lucht geproefd en
die ene gemene Sovjetdeler:
allen houden ze van
KEFIR!

GYDOZNIK/ een hap uit mijn SCHETSEN


#4

#3

#2

#1

Etappe 4: Khorog - Dushanbe

Plan A:
overbrug de 2 bovengenoemde plaatsen (606 km) op een snelle en creatieve manier zodat er nog tijd is voor de vijfde etappe in Noord-Tajikistan


Plan B:
Die ochtend van de, ik denk 17de augustus ben ik met een oude sovjettankwagen vertrokken vanuit Khorog richting de hoofdstad van het land van de Tajiken. Nur, de chauffeur van dienst ging er brandstof halen. De oude wagen en de loden hitte maakten er een slopend trage tocht van die ook mijn geduld danig op de proef stelden.
In de duisternis van de nacht met een door de batterij van de camion gevoedde oranje lamp knipten we, Nur en ik samen vormen en figuren uit een oude binnenband om het laboratorium van de Sovjetmotor op te lappen. Een soldaat met een groot geweer, die in de namiddag zich bij de rit had vervoegd, hield de wacht op de bergbaan.
In de zwarte nacht met schuivend grind op die nerveuze weg met een afgrond van hier tot in China, gelukkig was dat land nog niet zodanig ver, hield ik het de volgende dag voor bekeken. Na de zoveelste stop om de verhitte motor en de zoektocht naar koel bergwater nam ik graag de touwtjes van de vierde etappe-pop terug zelf in handen. Dushanbe nog zo een kleine 300 kilometer verderop. Plan B geschiedde, Het noorden voor een andere keer. Niet tegenstaande beleefde ik nog een schoon koerseinde op de Rudaki avenue (voorheen Lenin Prospekt) in Dushanbe. De straten waren er ondanks de nacht, verlicht als bij dag. Een waar onthaal! Ik kon weer zien van waar we vertrokken waren, maar beseffend dat het niet voor niets was geweest. Vive Tajikistan! Vive SSSR!

SOURATI #3



Pink wallpaper - Restaurant Ishkashim



Camille en zijn ezel, le petit francais de Paris - Udit



Landschap in de Wakhanvallei - Shirgin



Mons en Pevele (Tajik version)******



Kaibaos' tekening van het Marco Polo schaap - Kargushpas



Nieuwsgierige kinderen bij de tent - Kargushpas



Munira en Acmamo, de kefir makende meisjes - Alichor Pamir



Tent na de vallende sterrennacht - Alichor Pamir



Meisje & mijn schets van het meer - Bulunkul



Hasselblad & ik - Alichor Pamir



Grootmoeders' tekening - Morj




Mamadoviks'familie in de 'Sibiersk' - Mun

dinsdag 17 augustus 2010

Etappe 3 Khorog-Alichor-Khorog

Die naam alleen al levert voer op voor koerspecialisten. In de UCI-rangen heeft de rit nog geen hoge ogen gegooit. Het deelnemersveld is dan ook pover te noemen. Enkele Kazakhse en Chinese tweederangsrenners met daarbovenop enkele verdwaalde Fransche en Duitsche koereurs, geladen als ezels komen aan den start. Niets doet vermoeden dat het hier wel degelijk om een zware koers gaat. Een cocktail van Cyclocross in Koksijde, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Frankrijk op een dieet van Schapevlees, brood en Kefir. De laaste twee dagen komen daar de welkome abrikozen en kippeeieren uit de Wakhan-vallei bij, het ergste is dan voorbij.


De tiende augustus in de ochtend begeef ik mij dan op de legendarische Pamir-Highway, die zijn naam meer te danken heeft aan zijn hoogte dan aan zijn echt "High-waygehalte". Ik heb na mijn interne conflict in de buik en het hoofd de moraal terug gevonden. De eerste dag wordt een waarlijke "huizen-kijken"dag. 's Middags krijg ik voor het eerst een "Sibiersk" langs de binnenkant te zien. Dat zijn zo van die Olietankachtige objecten die ten tijde van de Sovjetunie als pre-fabwoonsten avant la lettre in onherbergzame plaatsen werden neergepoot. Niet zoals hun vorm doet vermoeden leiden zij geen tweede leven maar zijn wel degelijk als woonst gebouwd. De houten platen proberen de enigzins ongemakkelijk aandoende ronde wanden binnenin vergeten dat je in een groot vat woont. Tevergeefs, Mamadovik vindt maar met mondjesmaat werk als metser en is gedwongen hier zomer en winter in door tebrengen samen met zijn kleine dochter en vrouwlief die mij een heerlijke kersencompote in de handen drukt, een welkome afwisseling die tot halverwege etappe 3 mijn geheim wapen is tegen de Fransche en Duitschen tegenstand. De weg stuurt mij die dag nog verder tot het nietszeggende plaatsje Morj. Ik wordt er echter ontvangen in een echte Pamir-woonst bij Micha en zijn familie. De kinderen gniffelen bij het flauwe licht van de kleine plaats wanneer ik, Tsjonbek en Zarnamo, hun eigenste grootouders vereeuwig in mijn vierkante schetsboek, de ganse familie volgt in de ochtend op de gevoelige plaat, wanneer de eerste zonnestralen van over de bergen de gevel van hun lage woonst raken. Zo een Pamir-huis heeft slechts een gelijksvloers en 1 enkel raam. Het raam is centraal gelegen als een klein serretje boven op het dak waar zich de grote plaats onder bevindt. Het is hier waar vroeger de rook van het vuur tijdens de ijskoude winters naar buiten werd gevoerd. De winters zijn gebleven. Enkel het vuur bevindt zich niet meer in het midden. Dit blijft wel de winterplaats en de schone plaats waar de gast wordt ontvangen. Zo eet ik er die avond samen met Micha van op podiumachtig object brood,schapevleessoep en gebakken macaroni. Langs alle zijden in de ruimte is er zo in de hoogte gebouwd om zo 's winters ver van de koude grond verwijderd te zijn. In deze grote ruimte, alsof we ons in het opvoeringslokaal van de plaatselijke toneelgroep bevinden wordt slechts door mij en de gastheer bevolkt. Samen eten we de macaroni uit een groot bord, de rest van de familie uit een nog groter bord in de kleine zomerplaats. Het voelt niet altijd even comfortabel aan om alle comfort te ontvangen en als gast verheven te worden. in diezelfde grote centrale plaats krijg ik er mijn bedje terwijl de rest van de familie zich met de kleine plaats tevreden stelt. Op mijn tweede dag is Jelondy, dat ik nog in de ochtend bereik de bevoorradingsplaats. Er is slechts een klein winkeltje verdoken in een versleten sovjet-gebouw waar ik een snicker en wat halva, een nougatachtig goedje hamster voor de komende col en het niemandsland dat volgt. Van een plaaselijke boerin koop ik een liter verse koeiemelk, die ik met de zomerse warmte niet lang kan houden en van haar buurman, een droog brood dat mij veilig over de hoge pas moet loodsen. Bij de voet stopt het asfalt, de ijskoude bergen malen er niet om, ookal vind ik maar met moeite mijn ritme. Mijn rennersbloed bonkt hevig in mijn hoofd op een hoogte van 4271 meter. Geen Kazak of Chinees te verkennen, ik bereik veilig de top, de verdiende afdaling blijft uit, we zullen de komende dagen enkele kilometers dichter bij de hemel vertoeven. In de avond bereik in Bulunkul bij Yashil Kul, het groene meer waar ik mijn tentje aan de rand van het dorp zet. De huizen akelig ver van de wereld verwijderd, enkel bergen en blaffende honden in de diepdonkere nacht. Het groene meer brengt de volgende dag een heerlijke verfrissing. Met het concert van grote dikke vliegen lijkt MC de Grote Prijs van Yashil Kul wel aan de hang die dag. Rond het meer maak ik enkele schetsen en laat me heerlijk leiden door de grootse natuur. Het huis waar ik mijn bagage had nagelaten zo nietig dat ik het pas bij de aankomende duisternis terugvond. De drie vallende sterren en zwermachtige melkweg boven mijn tent naast het huis stemmen mij blij. In de afgelegen berggebieden, waar de mensen enkel 's zomers samen met hun kudde geiten en koeien verblijven, wonen ze meestal in een huis met een enkel vertrek. De tent biedt hier dan een waarlijk alternatief. Wat niet wil zeggen dat hun gastvrijheid niet groot is, ze is ontzettend groot. Na het gebruikelijke maal van vlees en brood, krijg ik in de ochtend verse kefir van de jonge boerendochters voorgeschoteld om zodoende die dag de Kazakken en Chinezen volledig naar huis fietsen, de Franschen en Duitsschers zijn een ander paar mouwen. Voor de romantiek van het verhaal praat ik liever niet te veel over hen. Via een woeste nij van duinen en een verloren gelopen soldaat die mij om brood vraagt, bereik ik het met blinkend Chinese behang van blinkende waterlelies en palmbomen getooide restaurant. De Kargush-pas van 4344 meter volgt, de wereld pas terug bewoond na een kleine 100 kilometer volgens de kaart en dan ben je blij als een kind, ook al is het weer enkel schaap en brood, dat er zich in dit immens gebied nog een huis bevind. De vele kindjes die er aardig naar schaap ruiken kijken samen met de ouderen hoe ik op een blikken bord het vlees naar binnenwerk, zij samen aan de andere tafel uit een ander immens blikken exemplaar. Ze kijken schaamteloos na alsof ik onder het flauwe peertje in de lage plaats van het berghuis een of ander concert ga opvoeren. Een hele dag fiesten verder ligt de eerste bewoning van de Wakan-vallei met zijn heerlijke abrikozen en verse kippeeieren en de Hindukush"killing"-mountains aan de Afghaanse zijde van de rivier. Het ergste leed geleden, de vruchtbare vallei als een mooi geschenk voor een eenzame reiziger. Bij Iskhasim, de grootste plaats in de vallei, al aardig opweg richting Khorog, lagen heerlijke grote stukken aardappel en vlees in de soep, niets nieuws, dit is meestal typisch aan de Tajikse soepen. Hierna een bord van datzelfde vlees en aardappels met iets minder vocht geserveerd als hoofdgerecht. Rusland heeft een Europees gezicht dat naar Azie kijkt en een Aziatisch dat naar Europa blikt. Niet tegenstaande het eten smaakte heerlijk terwijl de metser, chinese platen zet en vanop zijn ladder bij de gevel een kijkje neemt in mijn vertrek en ziet dat het goed is. Met een mondje Russisch raak je ver in het Oosten maar dat wisten ze in de 19de eeuw al. Of eerder dat hebben ze er aardig ingeramd. De hoenderraces en ezelspaden zijn gelukkig gebleven, niet tegenstaande het asfalt nog uit de tijd van de Sovjetunie dateert en de president zich zelf als de beste werfleider toont op grote borden langs de weg. En ik, langs die zelfde wegen vol watervloed en vervelende putten die ik heerlijk vind. Groeten uit Khorog

maandag 9 augustus 2010

Etappe 2 Kulob-Khorog

En de meisjes gillen in het internetlokaal om de bruine rat die hier net passeert...



Vallend sterretje in de voorruit van Obighzons'vehikel

Nadat ik met een schoenenverkoper in zijn Opel op de achterbank terug naar het hotel in Kulob was gekomen, ben ik de volgende ochtend mijn eerste bergpas tegemoet gereden. Mijn lijf kon zijn vertrouwde koersritme nog niet vinden. Dat deed raar, alsof ik niet kon fietsen. Maar ik moest er mij bij neerleggen dat de Tajikse Zonneslag en Buikloop over mij meester hadden gemaakt. Gelukkig dook de weg nadien de vallei van de Pjanz in om deze tot hier in Khorog, de hoofdplaats van de hoge Pamir, te volgen. Deze smalle vallei maakt dat je Afghanistan aan de overkant haast kunt aanraken. Er bevindt zich nog een hachelijker ezelspad dan aan de Tajikse zijde. De tijd lijkt er in de van klei opgetrokken dorpjes, populieren en groene steile velden nog dieper het verleden te zijn ingetrokken, ver weg van de wereld. Die dorpjes liggen daar zo diep in de kloof dat het dagen moet duren om er te geraken met een ezel of je eigenste voeten. Vandaar er her en der op de daken van de oh zo pitoreske dorpjes schotelatennes zijn neergestreken om hen zo de 21ste eeuw in te katapulteren. Het lijken vredige dorpjes, van oorlog is geen sprake zo ver van het gebeuren verwijderd. Meermaals moet ik mij op mijn eigenste Tajikse weg concentreren want ik wordt telkens geleid naar de overkant. Het woeste kolkende water dat bruin ziet van de aarde die het op zijn weg meeneemt houdt mij enigszins bij de werkelijkheid. De realiteit van mijn eigen weg, die de klimmen en dalen, even nerveus en afwisselend als het asfalt en de steenslag. Die avond vond ik in een klein dorpje, iets van de weg af, een vriendeljke boer die mijn drinkbussen van heerlijk vette kefir, zo een yoghurtdrankje dat naar karnemelk smaakt, te vullen. Een weinig later als vanzelf vind ik bij zijn neef de nacht.
In het buitenbed in de tuin dat over de bergen uitkijkt geniet ik met volle teugen van het zicht bij valavond. Fatima toont fier haar mooie dochter van nog geen maand. De baby is reeds, zoals vele meisjes en vrouwen, voorzien van een met zwarte make-up gebouwde brug tussen de wenkbrauwen. De doorlopende wenkbrauwen, het Tajikste schoonheidsideaal bij uitstek. Vader gauwt naarstig een weg om het water van een hoger gelegen bron tot bij zijn moestuin van pompoenen en koriander te brengen. Voor de rest leek mij hier vooral veel onkruid te gedijen. Het avondmaal leverde dan ook een gebakken vis uit de Pjanz op. Fatima bakte hem zo hevig dat het even leek alsof ze in de rookwolk die uit het kot spuuwde, zou achterblijven. De eerste hap deed mij denken aan de onschuldig lieve visjes die ik enkele jaren terug in Turkije at... Met een schaamtegevoel, want de gastvrouw had echt haar best gedaan, heb ik wijselijk de vis afgewimpeld. Prompt deed ze een tweede poging in de vorm van een koriander-tomatensoep, de kefir bereidt met boter en veel zout viel heel zwaar als dessertje. Kakkerlakken kropen vliegensvlug weg in de barsten van het kleien huis als ik mijn fles cola uit mijn fiets haalde. Het valt me moeilijk dat ik telkens naar mijn Westerse produkten moet grijpen, zeker wanneer je gemakzuchtig een colablikje opent terwijl je beneden bij de rivier meisjes bidons water ziet bovenhalen. Met een vredig tafereeltje van de 2 kleine broertjes die hun kleine zus Zura in slaap wiegen bij een alsmaar sterrenvoller wordende hemel. Een vallende ster hevig als een oorlogse vuurpijl, het dorp is hier dan ook vlakbij een ontmijnd veld gelegen, verstoorde even de vrede. Maar na nog enkele rondjes met de kleine broertjes op mijn fiets rond het erf val ik in slaap als het niets met de bergwind tussen de oren. Bij het ontbijt op dat zelfde bed met de mannelijke helft van de familie, prijs ik mijn braambessenconfituur aan, die ik in de hoofdstad kocht om hun droog brood met groene thee enigszins te decoren, maar geen van beiden wou proeven. Zoals ik de vis had geweigerd dus. Via het ontmijnde veld bereikte ik terug de weg richting de de hoge Pamir. Neemt niet weg dat hier ook al reuzen van bergen mij omringenden. Die schone bergen lokten natuurlijk menig toerist, en van hier af aan wisten de kindjes je in het Engels te begroeten, tot het opdringerige af, alsof je een of andere koning was uit een andere vallei. Het leuke eraan was, dat het soms leek dat je in een wielerwedstrijd zat en uitbundig werd aangemoedigd. Een politieman reed zelfs een plaatselijk rondje met mijn fiets. Lachen was dat!
De derde dag na Kulob werd ik door andere motorvrienden gewaarschuwd dat 10 kilometer verderop de rivier zich met de weg had gemoeid, de smeltende sneeuw van de bergen had de rivieren danig opgezwollen. Niet zo erg als de ellende uit Pakistan, maar toch genoeg om te overwegen om met een vriendelijke camionchauffeur de weg te vervolgen. We rijden de nacht in, met vervaarlijk schuivend water op verschillende plaatsen. Donatto, de Italiaanse motorijder leidt de karavaan van 2 vrachtwagens gezegend door de witte bloem die de chauffeurs in de hoofdstad leverden, stoer in zijn lerenbroek, maar met het water tot bijna aan zijn middel met een toch redelijk ingehouden stoerheid. Gezegend door de bloem vervolgen we vanuit Khorog, de hoofdstad van Gorno-Badakhsan, de hoge Pamir onze weg de bergen in. Alsof we pas vanaf 5000 meter hoge reuzen echt van bergen kunnen spreken...
from Khorog with love.

zondag 8 augustus 2010

SOURATI #2

Onderweg tussen Kulob en Khorog



Samen na de truckreis door de vloedgolven - Khorog



Obighzon, de truckchauffeur doet zijn avondgebed in het licht van zijn koplampen



Op weg naar Khorog (trefwoorden: water en toerist zoiets als de Brugse reien dus)



Wegomleiding achter de moestuinen - Jarf



Zicht - Kalalaikum



Postman in de bergen - Zigar



Kravat (buitenbed) in de tuin van Saitrom en Fatima



Mandarijn en zoete koek uit de hoofdstad na de eerste bergpas



Zicht vanop de Shurabad-pas 2200 meter