dinsdag 17 augustus 2010

Etappe 3 Khorog-Alichor-Khorog

Die naam alleen al levert voer op voor koerspecialisten. In de UCI-rangen heeft de rit nog geen hoge ogen gegooit. Het deelnemersveld is dan ook pover te noemen. Enkele Kazakhse en Chinese tweederangsrenners met daarbovenop enkele verdwaalde Fransche en Duitsche koereurs, geladen als ezels komen aan den start. Niets doet vermoeden dat het hier wel degelijk om een zware koers gaat. Een cocktail van Cyclocross in Koksijde, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Frankrijk op een dieet van Schapevlees, brood en Kefir. De laaste twee dagen komen daar de welkome abrikozen en kippeeieren uit de Wakhan-vallei bij, het ergste is dan voorbij.


De tiende augustus in de ochtend begeef ik mij dan op de legendarische Pamir-Highway, die zijn naam meer te danken heeft aan zijn hoogte dan aan zijn echt "High-waygehalte". Ik heb na mijn interne conflict in de buik en het hoofd de moraal terug gevonden. De eerste dag wordt een waarlijke "huizen-kijken"dag. 's Middags krijg ik voor het eerst een "Sibiersk" langs de binnenkant te zien. Dat zijn zo van die Olietankachtige objecten die ten tijde van de Sovjetunie als pre-fabwoonsten avant la lettre in onherbergzame plaatsen werden neergepoot. Niet zoals hun vorm doet vermoeden leiden zij geen tweede leven maar zijn wel degelijk als woonst gebouwd. De houten platen proberen de enigzins ongemakkelijk aandoende ronde wanden binnenin vergeten dat je in een groot vat woont. Tevergeefs, Mamadovik vindt maar met mondjesmaat werk als metser en is gedwongen hier zomer en winter in door tebrengen samen met zijn kleine dochter en vrouwlief die mij een heerlijke kersencompote in de handen drukt, een welkome afwisseling die tot halverwege etappe 3 mijn geheim wapen is tegen de Fransche en Duitschen tegenstand. De weg stuurt mij die dag nog verder tot het nietszeggende plaatsje Morj. Ik wordt er echter ontvangen in een echte Pamir-woonst bij Micha en zijn familie. De kinderen gniffelen bij het flauwe licht van de kleine plaats wanneer ik, Tsjonbek en Zarnamo, hun eigenste grootouders vereeuwig in mijn vierkante schetsboek, de ganse familie volgt in de ochtend op de gevoelige plaat, wanneer de eerste zonnestralen van over de bergen de gevel van hun lage woonst raken. Zo een Pamir-huis heeft slechts een gelijksvloers en 1 enkel raam. Het raam is centraal gelegen als een klein serretje boven op het dak waar zich de grote plaats onder bevindt. Het is hier waar vroeger de rook van het vuur tijdens de ijskoude winters naar buiten werd gevoerd. De winters zijn gebleven. Enkel het vuur bevindt zich niet meer in het midden. Dit blijft wel de winterplaats en de schone plaats waar de gast wordt ontvangen. Zo eet ik er die avond samen met Micha van op podiumachtig object brood,schapevleessoep en gebakken macaroni. Langs alle zijden in de ruimte is er zo in de hoogte gebouwd om zo 's winters ver van de koude grond verwijderd te zijn. In deze grote ruimte, alsof we ons in het opvoeringslokaal van de plaatselijke toneelgroep bevinden wordt slechts door mij en de gastheer bevolkt. Samen eten we de macaroni uit een groot bord, de rest van de familie uit een nog groter bord in de kleine zomerplaats. Het voelt niet altijd even comfortabel aan om alle comfort te ontvangen en als gast verheven te worden. in diezelfde grote centrale plaats krijg ik er mijn bedje terwijl de rest van de familie zich met de kleine plaats tevreden stelt. Op mijn tweede dag is Jelondy, dat ik nog in de ochtend bereik de bevoorradingsplaats. Er is slechts een klein winkeltje verdoken in een versleten sovjet-gebouw waar ik een snicker en wat halva, een nougatachtig goedje hamster voor de komende col en het niemandsland dat volgt. Van een plaaselijke boerin koop ik een liter verse koeiemelk, die ik met de zomerse warmte niet lang kan houden en van haar buurman, een droog brood dat mij veilig over de hoge pas moet loodsen. Bij de voet stopt het asfalt, de ijskoude bergen malen er niet om, ookal vind ik maar met moeite mijn ritme. Mijn rennersbloed bonkt hevig in mijn hoofd op een hoogte van 4271 meter. Geen Kazak of Chinees te verkennen, ik bereik veilig de top, de verdiende afdaling blijft uit, we zullen de komende dagen enkele kilometers dichter bij de hemel vertoeven. In de avond bereik in Bulunkul bij Yashil Kul, het groene meer waar ik mijn tentje aan de rand van het dorp zet. De huizen akelig ver van de wereld verwijderd, enkel bergen en blaffende honden in de diepdonkere nacht. Het groene meer brengt de volgende dag een heerlijke verfrissing. Met het concert van grote dikke vliegen lijkt MC de Grote Prijs van Yashil Kul wel aan de hang die dag. Rond het meer maak ik enkele schetsen en laat me heerlijk leiden door de grootse natuur. Het huis waar ik mijn bagage had nagelaten zo nietig dat ik het pas bij de aankomende duisternis terugvond. De drie vallende sterren en zwermachtige melkweg boven mijn tent naast het huis stemmen mij blij. In de afgelegen berggebieden, waar de mensen enkel 's zomers samen met hun kudde geiten en koeien verblijven, wonen ze meestal in een huis met een enkel vertrek. De tent biedt hier dan een waarlijk alternatief. Wat niet wil zeggen dat hun gastvrijheid niet groot is, ze is ontzettend groot. Na het gebruikelijke maal van vlees en brood, krijg ik in de ochtend verse kefir van de jonge boerendochters voorgeschoteld om zodoende die dag de Kazakken en Chinezen volledig naar huis fietsen, de Franschen en Duitsschers zijn een ander paar mouwen. Voor de romantiek van het verhaal praat ik liever niet te veel over hen. Via een woeste nij van duinen en een verloren gelopen soldaat die mij om brood vraagt, bereik ik het met blinkend Chinese behang van blinkende waterlelies en palmbomen getooide restaurant. De Kargush-pas van 4344 meter volgt, de wereld pas terug bewoond na een kleine 100 kilometer volgens de kaart en dan ben je blij als een kind, ook al is het weer enkel schaap en brood, dat er zich in dit immens gebied nog een huis bevind. De vele kindjes die er aardig naar schaap ruiken kijken samen met de ouderen hoe ik op een blikken bord het vlees naar binnenwerk, zij samen aan de andere tafel uit een ander immens blikken exemplaar. Ze kijken schaamteloos na alsof ik onder het flauwe peertje in de lage plaats van het berghuis een of ander concert ga opvoeren. Een hele dag fiesten verder ligt de eerste bewoning van de Wakan-vallei met zijn heerlijke abrikozen en verse kippeeieren en de Hindukush"killing"-mountains aan de Afghaanse zijde van de rivier. Het ergste leed geleden, de vruchtbare vallei als een mooi geschenk voor een eenzame reiziger. Bij Iskhasim, de grootste plaats in de vallei, al aardig opweg richting Khorog, lagen heerlijke grote stukken aardappel en vlees in de soep, niets nieuws, dit is meestal typisch aan de Tajikse soepen. Hierna een bord van datzelfde vlees en aardappels met iets minder vocht geserveerd als hoofdgerecht. Rusland heeft een Europees gezicht dat naar Azie kijkt en een Aziatisch dat naar Europa blikt. Niet tegenstaande het eten smaakte heerlijk terwijl de metser, chinese platen zet en vanop zijn ladder bij de gevel een kijkje neemt in mijn vertrek en ziet dat het goed is. Met een mondje Russisch raak je ver in het Oosten maar dat wisten ze in de 19de eeuw al. Of eerder dat hebben ze er aardig ingeramd. De hoenderraces en ezelspaden zijn gelukkig gebleven, niet tegenstaande het asfalt nog uit de tijd van de Sovjetunie dateert en de president zich zelf als de beste werfleider toont op grote borden langs de weg. En ik, langs die zelfde wegen vol watervloed en vervelende putten die ik heerlijk vind. Groeten uit Khorog

1 opmerking:

  1. Ja maar, hoe zat dat dan precies met die Duitschers en Fransozen?

    (aten zij misschien gewoon EPO-abrikozen?)

    BeantwoordenVerwijderen